Persoonlijkheidsstoornissen: verschil tussen versies
Regel 8: | Regel 8: | ||
== Herkadering vanuit contextdenken == | == Herkadering vanuit contextdenken == | ||
Binnen dit project bekijken we | Binnen dit project bekijken we persoonlijkheidsstoornissen vanuit het idee dat '''contextblindheid''' en beperkingen in [[Lexicon#Complex denken|complex denken]] aan de basis liggen. | ||
Veel gedrag dat als “vreemd” of “afwijkend” wordt gezien, kan begrepen worden als een manier om te overleven in een maatschappij die sterk op contextgevoeligheid steunt. | |||
Een kernprobleem hierbij is het ontbreken van [[Probleem van Basisvertrouwen|basisvertrouwen]]. | |||
Zonder de mogelijkheid om intenties, tijdslijnen en patronen goed te integreren, wordt vertrouwen fragiel. | |||
Dit verklaart waarom in verschillende persoonlijkheidsstoornissen (bv. borderline, paranoïde) vertrouwen snel omslaat in achterdocht of emotionele crisis. | |||
== Cluster A — vreemd en excentriek == | == Cluster A — vreemd en excentriek == |
Huidige versie van 16 sep 2025 14:40
<translate>
Definitie
Volgens de DSM is een persoonlijkheidsstoornis een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat afwijkt van culturele verwachtingen. Het patroon is:
- pervasief (in veel situaties aanwezig)
- star (moeilijk aanpasbaar)
- vroeg beginnend (adolescentie of vroege volwassenheid)
- en veroorzaakt significante lijdensdruk of beperkingen in functioneren.
Herkadering vanuit contextdenken
Binnen dit project bekijken we persoonlijkheidsstoornissen vanuit het idee dat contextblindheid en beperkingen in complex denken aan de basis liggen. Veel gedrag dat als “vreemd” of “afwijkend” wordt gezien, kan begrepen worden als een manier om te overleven in een maatschappij die sterk op contextgevoeligheid steunt.
Een kernprobleem hierbij is het ontbreken van basisvertrouwen. Zonder de mogelijkheid om intenties, tijdslijnen en patronen goed te integreren, wordt vertrouwen fragiel. Dit verklaart waarom in verschillende persoonlijkheidsstoornissen (bv. borderline, paranoïde) vertrouwen snel omslaat in achterdocht of emotionele crisis.
Cluster A — vreemd en excentriek
- Paranoïde — sterk eerstegraads en wantrouwend interpreteren; complexe structuren worden vereenvoudigd tot “opzet” of “samenzwering”.
- Schizoïde — terugtrekking uit sociale interacties als begrijpelijke reactie op een overweldigende, moeilijk te contextualiseren wereld.
- Schizotypische — excentriek gedrag, magisch denken, ideeën van referentie. Bij beperkte contextintegratie worden toevallige patronen als betekenisvol gezien; dat ligt op een continuüm richting psychose.
Cluster B — emotioneel en onvoorspelbaar
- Antisociale — egocentrisch/transactioneel denken kan leiden tot schending van regels wanneer de gevolgen voor anderen niet worden meegewogen. Dit is vaak onhandige coping, niet altijd intentionele “slechtheid”.
- Borderline — zeer sterke emotionele respons met beperkte cognitieve empathie om die emoties te kaderen; moeite om de gepaste emotie te tonen in functie van de context.
- Theatrale (histrionische) — nadruk op expressie zonder voldoende afstemming op situatie en publiek; emoties ogen “overdone” omdat contextintegratie hapert.
- Narcistische — kwetsbare zelfwaardering wordt beschermd via grootheidsfantasie of superioriteit. Beperkte cognitieve empathie en een smalle contextfocus doen andermans signalen missen; dat lijkt kil of neerbuigend, maar is vaak een rigide coping om onvoorspelbaarheid te verminderen. Zie ook pseudo-narcisme als misinterpretatie bij mismatch van denkstijlen.
Cluster C — angstig en onzeker
- Ontwijkende — vermijden als strategie wanneer context te complex of sociaal onvoorspelbaar voelt.
- Afhankelijke — aansluiten bij iemand die “orde” in de complexiteit brengt; kan steunend of toxisch uitpakken afhankelijk van de partner (bv. bij een narcistische partner).
- Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis — rigiditeit, perfectionisme en controle om de complexiteit voorspelbaar te maken. Verwant aan heel sterk eerstegraads denken.
Samenvatting
Vanuit contextdenken verschuift de focus van “afwijking” naar strategie: veel PD-kenmerken zijn pogingen om houvast te vinden bij beperkte contextintegratie. Dat verklaart terugtrekking (schizoïde), patroon-zoeken (schizotypische), emotionele ontregeling (borderline), transactioneel/egocentrisch reageren (antisociaal, narcistisch), vermijden (ontwijkende), afhankelijk organiseren (afhankelijk) en rigide controleren. Het continuüm raakt aan heel sterk eerstegraads denken: van rigiditeit via dwang naar psychotische belevingen. </translate>