Naar inhoud springen

FAQ

Uit Context Thinking
Versie door Kthomeer (overleg | bijdragen) op 12 okt 2025 om 14:53 (Deze versie gemarkeerd voor vertaling)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Frequently Asked Questions

Ik denk dat mijn baas een narcist is. Hoe ga ik hiermee om?

De term narcist verwijst in de psychiatrie naar een DSM-persoonlijkheidsstoornis. Die diagnose zegt echter weinig over de eigenheid van een persoon of hoe hij/zij functioneert in een organisatie. Binnen het kader van Context Thinking geldt vaak een eenvoudigere verklaring: de leidinggevende is vermoedelijk laag-contextueel.

Laag-contextueel denken

Veel leidinggevenden die als "narcistisch" worden ervaren, zijn in werkelijkheid laag-contextueel.

  • Zij denken sterk in eerstegraadsverbanden: als A, dan B.
  • Dat heeft voordelen voor een bedrijf: doelgerichtheid, efficiëntie, duidelijke beslissingen.
  • Tegelijk heeft dit beperkingen: minder oog voor nuance, minder perspectiefwisseling, en een verhoogde kans op misverstanden in menselijke relaties.

Copingmechanismen

Een baas ontwikkelt vaak copingstrategieën om met complexe situaties om te gaan.

  • Hij/zij is zich er meestal niet van bewust dat deze strategieën vooral korte termijnproblemen oplossen, maar op lange termijn schadelijk kunnen zijn voor het teamklimaat.
  • Voorbeelden: overmatig controleren, vermijden van emotionele gesprekken, of autoritair beslissingen nemen om onzekerheid te compenseren.

Wat betekent dit voor jou?

  • Het gedrag hoeft niet voort te komen uit "kwaadwilligheid" of een persoonlijkheidsstoornis, maar kan begrepen worden als een denkstijl die sterke én zwakke kanten heeft.
  • Het label "narcist" kan stigmatiserend werken en verhult soms de reële dynamiek van contextgevoeligheid.

Adviezen voor omgang

  • Communiceer concreet en duidelijk. Vermijd impliciete hints of vage suggesties; leg uit wat je bedoelt.
  • Erken de sterke kanten. Benoem de efficiëntie of resultaatgerichtheid van je baas; dat schept vertrouwen.
  • Bewaar je eigen grenzen. Laat je niet meeslepen in overdreven caretaking.
  • Zoek context toe te voegen. Breng nuance in gesprekken, bied alternatieve perspectieven, en doe dit op een rustige en feitelijke manier.
  • Zoek steun. Bespreek situaties met collega’s of een vertrouwenspersoon, zodat je zelf niet overbelast raakt.

Conclusie

Niet elke lastige baas is een "narcist". Vaak gaat het om laag-contextueel denken: sterk in helderheid en actie, maar kwetsbaar voor tunnelvisie en relationele misverstanden. Door dit te begrijpen kan je beter afstemmen, realistischere verwachtingen hanteren en constructiever samenwerken.

Iemand met autisme liegt toch niet?

Veel mensen beschouwen eerlijkheid als een typisch kenmerk van autisme. Het klopt dat mensen met autisme vaak letterlijk en rechtstreeks communiceren, maar dat betekent niet dat ze nooit de waarheid kunnen verbergen of aanpassen. Het is wél belangrijk om te begrijpen waarom ze dat doen.

Contextblindheid en waarheid

Autisme gaat vaak samen met contextblindheid — moeilijkheden om situaties in hun bredere samenhang te plaatsen. Waar anderen spontaan rekening houden met context (de juiste nuance, het juiste moment), zal iemand met autisme vooral focussen op feitelijke juistheid of op onmiddellijke gevolgen in de situatie.

  • Voor hem/haar is “waarheid” iets concreets: wat letterlijk gezien of gedacht wordt.
  • Daardoor kunnen uitspraken die feitelijk juist zijn, sociaal verkeerd overkomen.
  • Omgekeerd kan iets verzwijgen of verdraaien aanvoelen als een manier om rust te bewaren, niet noodzakelijk als misleiding.

Transactioneel en egocentrisch denken

Wanneer iemand met autisme “liegt”, gebeurt dat vaak niet uit kwaadwillige manipulatie, maar wél vanuit transactioneel handelen of egocentrisch denken. Het gedrag heeft dus een manipulerend effect — het stuurt de reactie van de ander — maar de onderliggende bedoeling is meestal praktisch of beschermend, niet berekenend.


Casus
Een kind met autisme zegt niet tegen zijn vader dat de buurman agressief was. Het denkt: “Als ik dat zeg, mag ik niet meer bij de buren spelen.” Het kind manipuleert de informatie om een onmiddellijke behoefte te beschermen: rust bewaren en contact behouden (transactioneel handelen). Op langere termijn veroorzaakt dit echter andere problemen: de vader kan het kind minder vertrouwen, en een incident bij de buren had voorkomen kunnen worden als de waarheid bekend was.


Is dat dan liegen?

Liegen veronderstelt een intentie om te misleiden én inzicht in de gevolgen daarvan. Bij mensen met autisme ontbreekt vaak dat tweede luik: ze overzien de bredere context en toekomstige gevolgen minder goed. Het gedrag is dus eerder een gevolg van beperkte contextintegratie dan van morele onwil of gebrek aan eerlijkheid.

Wat helpt in communicatie

  • Stel verduidelijkende vragen in plaats van te oordelen.
  • Geef expliciet aan waarom waarheid of openheid belangrijk is in die situatie.
  • Benoem gevolgen op korte én lange termijn, zodat de context zichtbaar wordt.
  • Erken dat “waarheid” verschillende lagen heeft — feitelijk, sociaal en emotioneel.

Conclusie

Mensen met autisme kunnen de waarheid soms bewust aanpassen om een gewenste reactie uit te lokken of spanning te vermijden — dat is in zekere zin manipulatie, maar niet van het berekende of kwaadwillige type. Het is een korte-termijnstrategie die voortkomt uit beperkt contextueel inzicht en de behoefte om orde of voorspelbaarheid te behouden. Door dit te begrijpen, kunnen misverstanden verminderd en vertrouwen hersteld worden.